(het oog van de naar straat gerichte zijde van mijn hoofd)
dringt een vreemd geblikker van licht door,
terwijl ik achter mijn bureau e-mail zit te lezen.
Wat er gebeurt wanneer dit niet in mijn dagplanning
opgenomen verschijnsel mij overkomt,
beleef ik helder – in stootsgewijze fases
eigenlijk.
Eerst is er dat flitsen,
ik weet niet wat het is,
maar een altijd waakzaam zinverleningsapparaat in mijn gestel verbindt het verschijnsel zo goed als onmiddellijk met weerkaatsing van zonlicht vanaf een blinkend, zich verplaatsend voorwerp, waarschijnlijk een auto.
Het eerst nog wat verstrooide geblikker boort zich dieper in mijn aanwezigheid op deze plaats (maar afwezigheid van mijn fysieke omgeving, want ik ben in mijn e-mail).
Ik kan niet langer leven met de zin die in mij aan het aanvankelijk vage geblikker is gegeven.
Die zin (dat het weerkaatsend zonlicht zou zijn) hielp me te negeren wat vanuit de andere wereld (mijn directe, fysieke omgeving) brutaal in mij binnentreedt, maar deze zin past niet langer doordat het flitsen te alomtegenwoordig wordt.
Ik moet nu kijken.
Gek is dat: die beslissing wordt voor mij genomen, net zoals de eerste zin zojuist voor mij werd verleend.
Ik zie een vuilniswagen met een zwaailicht op het dak. De cabine is groen, de laadruimte wit.
Vuilniswagen met zwaailicht verdwijnt om de hoek van de straat en uit mijn venster.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.