Kort proza en poëzie over mijn gedachtewereld, observaties, ervaringen, waarneming, filosofie, levensbeschouwing, wereldbeeld, lichaam en zingeving. Verder nog over hoe ik aanwezig ben en toch afwezig, hoe ik aan meditatie doe, hoe ik contact met de concrete werkelijkheid onderhoud, hoe ik heb en ben, weet en vergeet.
Leuk als meer mensen deze blog lezen
DEEL deze BLOG a.u.b. op FACEBOOK of TWITTER.
Bedankt voor het lezen (en delen).
zaterdag
Memoires van een thuisloze (20)
Ik zat te spelen in de zandbak
van de kleuterschool en daar was hij ineens, met zijn trottoirtegel. Hij was
tamelijk dik, maar ook nogal groot. Hij had een zultkop, zijn gemene ogen
verzonken achter bolle wangen. En borstelig haar had ie. Hij stond daar gewoon
met die tegel voor zijn buik en keek op mij neer. Het was mijn eerste ontmoeting
met hem en ik had geen idee wat hij wilde. We hadden elkaar wel vaker gezien in
onze buurt, daar niet van. Achteraf bleek dat hij dit moment voor mij had uitgekozen
om nader kennis met hem te maken. Mijn handen waren in hun spel in het zand
blijven steken. En toen liet ie zonder verdere plichtplegingen die tegel vallen.
Met de punt bovenop mijn rechter ringvinger. Hier, kijkt u zelf maar. Ziet u?
Nog steeds een litteken over bijna de hele lengte van mijn vinger. Zichtbare
Sappe. Het bloedde nogal. Of het ook serieus pijn deed, kan ik me niet
herinneren. Wel weet ik nog dat ik niet huilde, omdat mijn moeder me naderhand
nog vaak verteld heeft dat de kleuterjuf dat had gezegd. De kleuterjuf zag het
bloed en schatte de wond verkeerd in, waarschijnlijk niet in de laatste plaats doordat
ik nu eenmaal geen kik gaf. Ze hield mijn kleuterhandje onder de kraan, deed er
jodium op en een verbandje er omheen. En steeds hield ik mijn kaken op elkaar. Ik
heb aan niemand verteld dat Sappe de dader was. Geen idee waarom niet. Het had
gehecht moeten worden, zei mijn moeder, maar we waren daarvoor te laat bij de
dokter, uren later pas. Als u echt mijn hele verhaal uit mijn mond gaat
optekenen, dan komen we Sappe nog vaker tegen. Als een soort popupvenster op
een computerscherm meldde hij zich periodiek en steevast ongenood bij mij. Precies
zoals de duivel doet. In het paradijs was ie er ook ineens. Bij Kaïn zat hij op
de schouder, in Jobs luxe leventje brak hij in. Pop! Daar is hij, net als Sappe
met zijn tegel, middenin het verwijlen, als mensen nog niet dat typisch
menselijke hebben van te willen weten wat, waarom en hoe zij zijn, wanneer redelijkheid
nog niet in de mythe is doorgedrongen, de chaos nog niet is benoemd en er dus
geen nood aan orde is. In alle gevallen wordt de duivel ondersteund door
facilitair bedrijf G.o.D. Of ik daar God
mee bedoel? Nee, daar bedoel ik mee wat ik zeg: G punt o punt D punt. Het staat
voor Gehoorzaamheid of Dood. G.o.D.
ensceneert het werkterrein van de ambulante spelonderbreker also known as the
devil. Alle buiten spelende kindertjes vergrijpen zich aan zijn als speelgoed
vermomde explosieven. Een sappige vrucht, het aroma van een barbecue, exorbitante
rijkdom. Je grijpt en ‘boem’! En zeg niet dat G.o.D. ons niet een schriftelijke
waarschuwing deed toekomen. Zijn bureau van den beginne heeft ons onomwonden
laten weten dat het niet de bedoeling is dat we spelen. We dienen te gehoorzamen
en anders sterven we de dood. Niets is er tussenin, spel ook niet. Spel staat
erbuiten, spel heeft geen weet van grote ego’s, ook al zijn ze omnipotent of
door en door kwaadaardig. Spel speelt zich af in zichzelf. Al trekt er een
leger voorbij, dan nog speelt het kind. G.o.D. stuurt zijn storingsdienst om het spel
te corrumperen met begeerte of afgunst of angst of wat dies meer zij en als dat
niet werkt dan kan altijd nog met bruut geweld iemands argeloosheid op de
afvalhoop geworpen worden, zoals Job overkwam. Dan houden we op met spelen, dan
zwelt onze inborst, dan worden we belangrijk, dan ballen we onze vuisten en
komen we in opstand. Een oogwenk geleden wisten we niet eens dat er iets om
tegen te rebelleren bestond. Ach ja, we komen Sappe Tak nog vaker tegen, dus
ook de duivel en op de achtergrond steeds G.o.D. Laten we nu terugkeren naar de
kleuterschool.
maandag
Memoires van een thuisloze (19)
Ik denk ontzettend veel aan
kind zijn. Het is dwaas dat ik het heb opgegeven en het is onzin te beweren dat
ik niet anders kon. Alles kan anders. Wanneer ik als kind op een nieuwe plek
kwam, was alles anders, anders dan nu. Nu bezie ik de dingen, zij verschijnen
aan mij, ver weg, ook al bevind ik mij er middenin. Ik weet nog, bij Japke van
Jetje, het huis aan de dijk langs de afgedamde Maas. Geheimnisvol fluisterden
de stenen, de muren, het dak van riet lag in het verlengde van het grijze asfalt aan onze voeten. En het was stil, overdag was het zo heerlijk stil. In de stilte kan er van alles gebeuren, veel meer dan in de drukte; daar gebeurt alles al. De vogels waren andere vogels dan die van nu.
Ons spel paste daar precies in en ik hoefde nooit iets te bedenken. Het ging
zoals het ging. Ik hoefde er ook nooit meer weg. Er was geen tijd waarop ik dit
of dat moest gaan doen. En als we weer gingen, dan fietsten we door een uitgestrekt
land waarvan de horizon niet het einde aankondigde maar een lied zong, een
hymne van uitzicht, van belofte. Het vanzelfsprekende landschap van boeren en
uiterwaarden met in de verte de rivier, alles was dichtbij omdat het nooit
bestond of was. De verte en ook de hemel, ze waren niet ver verwijderd met hun
ontelbare kleuren groen en bruin en blauw en wit. Wind in mijn haren en ik
reikte en was in hen. Er was iets van altijd hetzelfde, iets van ononderscheidenheid
en geen vreemde gedachten in mijn hoofd. Vreemde gedachten komen van vreemde
mensen. Ze hebben mij geleerd dat de mens in zonde ontvangen en geboren is,
niet in staat tot iets goeds. Met andere woorden: wij zijn genetisch slecht. U
vraagt naar mijn kinderjaren en dan is het eerste dat bij mij opkomt: er waren
slechte kinderen. Ik denk dat ze al verrot waren op het moment dat hun moeder
ze de wereld inperste. Wie weet, is hun morele cortex geplet onder de druk van een
te nauw geboortekanaal. Aimy kon als engel verschijnen, bij ons om de hoek
woonde Sappe Tak en hij verscheen als duivel. Wat een etterbuil was dat. Als
kinderen onschuldig zijn, dan zijn volwassenen het ook. Het kwaad grijnst, of
het nu door kleine of grote mensen wordt bedreven. Kwaad is alles wat in woord
of daad het eigene van het andere miskent. Kanker is er een heel concrete
verschijningsvorm van, ook helemaal in het begin, als het nog maar één celletje
is. Kwaad woekert, verdringt en overheerst. Bezit is ook zoiets. En Sappe Tak.
Sappe gooide een trottoirtegel op mijn vingers.
Abonneren op:
Reacties (Atom)