Kort proza en poëzie over mijn gedachtewereld, observaties, ervaringen, waarneming, filosofie, levensbeschouwing, wereldbeeld, lichaam en zingeving. Verder nog over hoe ik aanwezig ben en toch afwezig, hoe ik aan meditatie doe, hoe ik contact met de concrete werkelijkheid onderhoud, hoe ik heb en ben, weet en vergeet.
Leuk als meer mensen deze blog lezen
DEEL deze BLOG a.u.b. op FACEBOOK of TWITTER.
Bedankt voor het lezen (en delen).
maandag
Memoires van een thuisloze (19)
Ik denk ontzettend veel aan
kind zijn. Het is dwaas dat ik het heb opgegeven en het is onzin te beweren dat
ik niet anders kon. Alles kan anders. Wanneer ik als kind op een nieuwe plek
kwam, was alles anders, anders dan nu. Nu bezie ik de dingen, zij verschijnen
aan mij, ver weg, ook al bevind ik mij er middenin. Ik weet nog, bij Japke van
Jetje, het huis aan de dijk langs de afgedamde Maas. Geheimnisvol fluisterden
de stenen, de muren, het dak van riet lag in het verlengde van het grijze asfalt aan onze voeten. En het was stil, overdag was het zo heerlijk stil. In de stilte kan er van alles gebeuren, veel meer dan in de drukte; daar gebeurt alles al. De vogels waren andere vogels dan die van nu.
Ons spel paste daar precies in en ik hoefde nooit iets te bedenken. Het ging
zoals het ging. Ik hoefde er ook nooit meer weg. Er was geen tijd waarop ik dit
of dat moest gaan doen. En als we weer gingen, dan fietsten we door een uitgestrekt
land waarvan de horizon niet het einde aankondigde maar een lied zong, een
hymne van uitzicht, van belofte. Het vanzelfsprekende landschap van boeren en
uiterwaarden met in de verte de rivier, alles was dichtbij omdat het nooit
bestond of was. De verte en ook de hemel, ze waren niet ver verwijderd met hun
ontelbare kleuren groen en bruin en blauw en wit. Wind in mijn haren en ik
reikte en was in hen. Er was iets van altijd hetzelfde, iets van ononderscheidenheid
en geen vreemde gedachten in mijn hoofd. Vreemde gedachten komen van vreemde
mensen. Ze hebben mij geleerd dat de mens in zonde ontvangen en geboren is,
niet in staat tot iets goeds. Met andere woorden: wij zijn genetisch slecht. U
vraagt naar mijn kinderjaren en dan is het eerste dat bij mij opkomt: er waren
slechte kinderen. Ik denk dat ze al verrot waren op het moment dat hun moeder
ze de wereld inperste. Wie weet, is hun morele cortex geplet onder de druk van een
te nauw geboortekanaal. Aimy kon als engel verschijnen, bij ons om de hoek
woonde Sappe Tak en hij verscheen als duivel. Wat een etterbuil was dat. Als
kinderen onschuldig zijn, dan zijn volwassenen het ook. Het kwaad grijnst, of
het nu door kleine of grote mensen wordt bedreven. Kwaad is alles wat in woord
of daad het eigene van het andere miskent. Kanker is er een heel concrete
verschijningsvorm van, ook helemaal in het begin, als het nog maar één celletje
is. Kwaad woekert, verdringt en overheerst. Bezit is ook zoiets. En Sappe Tak.
Sappe gooide een trottoirtegel op mijn vingers.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.