Vaak zag ik kinderen
spelen in de buurt. Aimy heb ik er nooit bij gezien, vóór die wonderlijke
ontmoeting niet en naderhand, toen ik af en toe een beetje naar haar uitkeek,
ook niet. Wat denkt u, is het heel gek om aan een engeltje te denken? Engelen
worden niet gebeamd, dat weet ik ook wel. Sinds Aimy ben ik er toch maar mooi
van overtuigd dat ze wel bestaan. Ze kunnen zich tonen, plotseling verschijnen.
Ze zijn mensen, gewone mensen om te zien. Daar houdt het op, weet u, de
vergelijking met gewone mensen. Iedereen die Aimy en mij daar bij die sloot
gezien zou hebben, zou een man met een kind gezien hebben, een vader met zijn
dochter of een vieze ouwe kerel met een klein meisje. Niemand zou de
verkommerde ziel gezien hebben die ik was, niemand zou de genezende aanraking
hebben waargenomen die uitging van samen kind zijn, stekelbaarsjes zoeken,
spelen in een eindeloze hemelbranding. We verbleven die middag onder een
onzichtbare koepel.
Hel en duivels, wat was ik eerst nog kwaad, niet aflatend in opstand
tegen alles, verstrengeld met het schema van de bezoedelde jaren. Commentaar op
alles, vallende kiezels, tuimelende gedachten. Ik vraag me weleens af hoeveel
ruzies, arbeidsconflicten, echtscheidingen, mishandelingen en zelfs
burgeroorlogen er ontstaan zijn in de voorgeborchten van depressies? In de
satanische stormen van mijn psyche sliep ik in een fladderende tent. Die dag
knipte Aimy de scheerlijnen door, dat zei ik u al. In de geestelijke slipstream
doorzag ik hoe ik kinderlijk het onderscheidingsvermogen miste. Het was heus
niet ineens over, zo gaan die dingen niet. Ook zonder scheerlijnen kan een tent
nog wel een poosje blijven staan. Het was een begin, een bliksemschicht, een
eerste verandering van perspectief. Bij wijze van spreken werd ik ingeschreven
in een cursus ‘niet herhalen’. Zeker, deze vertelling is ook een soort van
herhaling. Maar ook niet, weet u, maar ook niet.
Huh? Wat
zegt u? Neem me niet kwalijk, ik was even in gedachten. Waarom ook niet, wilt u
weten. Nou, dat zit ‘m in de aard van verhalen. Je kunt nooit twee keer
hetzelfde verhaal vertellen. Nee, zelfs niet als je het voorleest uit hetzelfde
boek. Een verhaal vertelt zichzelf niet, dat is het hem. Verhalen vinden plaats
tussen ‘laten we het de tekst noemen’ en de lezer, kijker, toehoorder. Voor mij
is dit verhaal ook nieuw, net als voor u en gisteren zou ik het anders verteld
hebben. Ik wist niet dat de dingen pasten in mijn leven zoals zij zich nu
tonen. U en ik, wij zitten samen in een avontuur. Uzelf gebruikte de mooiste
metafoor: buiten spelen. Vind u dat nou niet leuk? Het is niet zo simpel dat ik
u mijn levensverhaal vertel. Biografieën bestaan niet. We zullen moeten
afwachten waarheen dit ons voert, ik net zo goed als u. En dan zijn we bij uw
vraag van vandaag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.