Leuk als meer mensen deze blog lezen

DEEL deze BLOG a.u.b. op FACEBOOK of TWITTER.
Bedankt voor het lezen (en delen).

zaterdag

Festival (3)


Deel 3 van een vervolgverhaal.

Tijdens mijn theologiestudie zei een docent eens dat wij – de studenten - een nieuw begrippenkader aanleerden dat er voor zou gaan zorgdragen dat we onze omgeving en sowieso alles wat zich aan ons voordoet anders zouden gaan beschouwen. Hij had het over een groeiende cirkel, zoals de kringen in het water die een steen veroorzaakt als hij erin valt. We zouden niet alleen aan alle kanten toegang verkrijgen tot een grotere wereld, de wereld zou er bovendien geheid anders uit gaan zien. We zouden anders gaan duiden, we zouden andere interesses gaan ontwikkelen, we zouden nieuwe mensen ontmoeten en dat alles door nieuwe begrippen aan te leren. Ik steeg zo nu en dan zowat boven mijn collegebankje uit van opwinding over zo’n wijds panorama. Mijn ervaring is dat hij gelijk gekregen heeft. Hoe groter je actie radius, hoe talrijker de dingen waarmee je in aanraking komt. En alles wekte bij mij nieuwsgierigheid. Ik wilde overal meer van weten en als het even kon ook zoveel mogelijk ervaringen opdoen van dingen die ik voorheen nauwelijks kende. De binnenvaart was een goede verlenging van mijn culturele isolement geweest. Als je over Europese rivieren, kanalen en meren vaart, zijn de gelegenheden om naar concerten, theaters en bioscopen of zelfs op vakantie te gaan, schaars.
            In het onderwijs heb ik altijd veel en vrij laagdrempelig contact met leerlingen gehad, toch zeker de eerste jaren. Ik praatte met hen over muziek. Zij zaten vol verwachtingen: ik zou hen kunnen vertellen over de betere muziek uit mijn jeugd. Daar waren ze nieuwsgierig naar. Maar het liep andersom. Zij wijdden mij in in de muziek van hun tijd, de muziek waarvan zij hielden. Een jonge collega nam mij mee naar Lowlands en daar begon mijn festivaltijd. Natuurlijk steeg ook op het festivalterrein de inhaalkoorts mij naar hoofd en hart.
            Het is onzin om te willen inhalen. Een mens wordt nooit wat ie niet was en ik bleef wie ik ben. Ik ben Jan van der Mooren, ik heb een levendige interesse in van alles en nog wat en het is goed zo. Ik geniet van wat er nu is en hoef niet langer een gemankeerde start te herstellen. Vanaf de andere kant bekeken is het zo dat ik de leuke festivalervaringen die ik u in deze rubriek ga vertellen nooit had kunnen vertellen als het anders gelopen was en dit laatste is een mooie open deur naar Festival Dour in 2006.

Ik ging er niet op de brommer heen, zoals Boudewijn de Groot naar de rand van Nederland, naar ons onvolprezen strand. Ik ging op de fiets. Met het idee van lange afstand fietsen was ik eveneens in aanraking gekomen via een leerling, in dit geval een ex-leerling die 33.000 kilometer door Afrika had gefietst, En dan was er nog een andere ex-leerling die zich het ambacht van fietsenmaker had eigen gemaakt; niet alleen zijn klanten fietsten, hij deed dat ook zelf heel vaak. Ze hoefden maar fluisterend te suggereren dat fietsen iets met “je vrij voelen” te maken had en ik was verkocht. Dat moest ik ook meemaken. Ik bedacht het wilde plan om tijdens mijn spaarverlof in 2010 in India te gaan fietsen. Een bezorgde vriendin met veel reiservaring had in India gereisd. Ze verklaarde me mesjogge. India was in haar ervaringen het enige land waarheen ze nooit terug zou gaan.
            ‘En dan op de fiets? Moet je vooral doen als je levensmoe bent.’
Ik wilde me niet meteen laten overreden om ervan af te zien. Eerste vereiste was fietservaring. Nadat ik op mijn zestiende was gaan brommen, had ik nauwelijks nog kilometers zelf trappend afgelegd. Ik kocht twee fietstassen, stouwde ze vol met benodigdheden voor een rit met een lengte van drie dagen heen en drie retour en hees ze op de fragiele bagagedrager van mijn ouwe fiets. De bestemming was een plaatsje vlakbij Mons in Bergen-Henegouwen. Het was stralend weer. Tweeëneenhalf uur later belde ik trots mijn vrouw op.
            ‘Weet je waar ik sta?’ schreeuwde ik in mijn mobiel.
            Twee passerende Joodse mannen, een met rode pijpenkrullen, de andere met zwarte, hielden hun blik mijnsondanks strak voor zich op het gehavende Antwerpse plaveisel gericht, zoals ze dat meestal doen.
            ‘Tegenover het Radison Blu! Je weet wel, waar we in de kerstvakantie hebben gelogeerd.’
            ‘Dat heb je wel snel gedaan dan.’
            Kijk, dat wilde ik horen. Voldaan kon ik mijn weg vervolgen.

Wordt vervolgd.

donderdag

Festival (2)


Deel 2 van een vervolgverhaal.

Ach ja, zo is het gegaan, zo is het geweest en daarmee basta. Of nee, toch niet helemaal, want ik zal nog regelmatig moeten toelichten hoe het komt dat ik over sommige dingen niet kan meepraten. Het gaat hier over mijn inhaalwoede die mij op latere leeftijd in het gezelschap van twintig jaar jongere vrienden en vriendinnen over festivalterreinen joeg en in tentjes op festivalterreinen deed belanden. Wacht even, de tijdgeest van nu voel ik in tegenstelling tot die van vroeger aan als een ingezetene, dus voor de duidelijkheid: die jongere vrienden en vriendinnen sliepen in hun eigen tent, niet in de mijne en ik niet in de hunne. Ik hoop dat mijn lezers willen begrijpen dat ik dit alles deed omdat ik in moest halen, in moest halen, in moest halen!

Op mijn zestiende werd ik met een bunkerboot – dat is zeg maar een varend tankstation voor schepen – vanaf de Werkendamse wal overgebracht naar een passerend lang en hoog binnenvaartschip. Mijn schoolcarrière was mislukt, hoewel ik een jaar eerder op mijn vijftiende al een mavodiploma haalde met drie zevens en drie achten op mijn eindlijst. Ik heb er nauwelijks iets voor gedaan en onder andere omstandigheden hadden er voor mij met mijn intrinsieke mogelijkheden volgens latere testen perspectiefrijkere opleidingen ingezeten. Mijn geschiedenis ontwikkelde zich anders. Ik werd scheepsjongen, ik werd matroos, ik zou stuurman moeten worden, maar ik had geen zin om diploma’s te halen. Dat hield ik vol tot ik vierentwintig was en toen ik mij tenslotte over studieboeken boog, bleef ik dik vijfentwintig jaar zo zitten. Mijn wetenshonger kende geen grenzen. Vakdiploma’s voor de binnenvaart, kranten, geschiedenisboeken, boeken over politiek, wereldwijde ontwikkelingssamenwerking, nu ja, ik zal u een uitputtende opsomming besparen. Ik nam een abonnement op het NRC Handelsblad; ik zie mezelf nog zitten in mijn vrije weekenden met mijn krant en een Nederlands woordenboek op de bank van onze flat in Oosterhout. Per artikel moest ik minstens een begrip opzoeken. Ik was een nitwit met vacuümwerking. Na verloop van enkele jaren schreef ik mij in Tilburg in voor een hbo-studie theologie. Dat kon doordat ik inmiddels op de scheepvaart in week-op-week-af dienstverband werkte. Tijdens hoorcolleges noemden docenten namen als Camus, Dostojewski, Saint-Exupéry, Kuitert en Kafka. Ik ging ze lezen. Inhalen moest ik, inhalen, inhalen.

Leraar werd ik, in het voortgezet onderwijs. Mijn vak: levensbeschouwing. En de inhaalkoorts woekerde verder. Trainingen en kortlopende cursussen volgen, certificaten en diploma’s halen, lezen, verwerken, lesbrieven en projecten schrijven voor de leerlingen. Mijn cv bevat een leuke slinger van diploma’s en certificaten en getuigschriften aan een touwtje. En het was nooit genoeg. Dit academiejaar haalde ik aan de universiteit Antwerpen mijn bachelor wijsbegeerte. Wat er precies is gebeurd in het afgelopen jaar, ik weet het niet, maar feit is dat de drift bedaarde. Ik ga niet op voor mijn master degree. Het is genoeg. Dat het gat niet is te dichten, was mij al langer duidelijk. Het mooie is nu dat ik niet langer een gat voel.
Wordt vervolgd.

woensdag

Festival (1)


Deel 1 van een vervolgverhaal.

Tussen mijn veertigste en vijftigste bezocht ik elk jaar 1, 2 of 3 festivals. Meestal liepen daar ook wel mensen rond die ouder waren dan ik. Dat neemt niet weg dat ik toch echt bij de weinige veertigplussers hoorde. Het deerde me niet. Ik was namelijk bezig met inhalen. Met inhalen ben ik begonnen vanaf ongeveer mijn dertigste en het was alsof ik probeerde om al etend de productie van een instellingskeuken voor te blijven. Het is niet zo dat ik op een dag besloot een inhaalrace te beginnen. Ik raakte erin verzeild. Vanaf wat smalle slootjes naar bredere stromen kwam ik terecht op een zee van mogelijkheden. Eerder al schreef ik erover, maar voor de lezer die dat gemist heeft, zal ik nog even schetsen waarover ik het hier heb.

Als ik met leeftijdgenoten praat, mis ik hun referentiekader. Ik ken de televisieprogramma’s waarover ze het hebben niet. Zo is het ook met acteurs, pop- en rocksterren, films, boeken, de politiek, de sfeer, de veranderingen, het hippiegevoel, de flowerpower en al dat soort dingen uit de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Misschien weet ik stiekem een beetje wat het is om een vreemde te zijn in een land waarheen je bent geëmigreerd. Integreren lukt nooit helemaal, hooguit kun je net doen alsof - voor jezelf en voor al die autochtonen die willen dat jij net zo wordt als zij. Het haalt niet uit, want waar je niet bij bent geweest, wat je niet hebt meegemaakt, wat geen deel uitmaakt van je eigen kinderjaren en jeugd, zal altijd vervreemden. Je zult nooit echt mee kunnen praten, ook al kijk je alle films en televisieprogramma’s uit die tijd, al luister je alle muziek, al lees je alles wat er te weten valt. Je blijft een museumbezoeker.
            Mijn geboortejaar is 1961, dus de vraag: waar was jij in die tijd? zou een terechte vraag zijn. Het antwoord is dat ik opgroeide in een dorp achter een dijk aan een Nederlandse rivier bij een vader die het om levensbeschouwelijke redenen niet wenselijk achtte om een tv in huis te hebben. We woonden in een Biblebeltdorp. Dorpen in die Biblebelt zijn op dit moment weer volop in de belangstelling vanwege een uitbraak van de mazelen. Veel Biblebelters laten namelijk hun kinderen niet inenten tegen bepaalde ziektes en aandoeningen. Ze geloven dat ze dan zitten te interveniëren in de voorzienigheid van God. Ik formuleer het kort door de bocht, maar daar komt het toch zo’n beetje op neer.
            Ergens in de Bijbel staat dat je als christen “wel in deze wereld moet zijn, maar niet van deze wereld”. Biblebelters isoleren zich binnen hun omgeving. Zo was er bij ons thuis een radiootje dat uitsluitend diende voor het beluisteren van nieuws, weerberichten en christelijke liederen bij de “Muzikale Fruitmand” van de Evangelische Omroep. Film, theater, sportverenigingen, circus, kermis, concerten, scouting, andere muziek dan kerkmuziek… het bestond allemaal niet. Soms werd iets uitdrukkelijk verboden, van de meeste dingen wist je niet eens dat ze bestonden. Ik ging naar een echte bibelbeltschool, zo een die buitenstaanders vaak kennen als school waar meisjes vlechtjes en lange rokken dragen. Bij biologie leerden we de evolutietheorie en aansluitend dat het een atheïstisch verzinsel was, kenmerkend voor de goddeloze tijd waarin we leefden. Die goddeloze tijd, dat was de wereld die ik af en toe vermoedde voorbij vage grenzen, aan de overkant van de straat achter het raam van een café of in de bus achter de omfloerste blikken van meisjes die niet op een biblebeltschool zaten of in de lange haren van jongens die mijn vader bietels noemde.
            `T is me toch wat’, hoofdschudde hij: ‘je moet tegenwoordig eerst goed aan de voorkant kijken voor je kunt herkennen of je met een meisje of een jongen te maken hebt’. Meisjes in lange broeken en jongens met lange haren, het was de wereld in een legpuzzeldoos. De goddeloze wereld trok ook aan mij voorbij als ik op een zaterdagnamiddag toevalligerwijze kungfubewegingen makende jongens uit de Nutszaal zag komen. Ik vermoedde wel dat ze imiteerden wat ze zojuist gezien hadden, maar ik wist niet waarover het ging en zelfs toen ik later het liedje Kung Fu Fighting van Carl Douglas leerde kennen, kon ik de link met Bruce Lee en de gesticulerende jongens in de Hoogstraat van ons dorp niet leggen, simpelweg doordat ik niet wist wie Bruce Lee was. 
Wordt vervolgd.