In zijn hoofd klinken geratel, gezoem,
gefluit, gekraak, geroffel op trommels, gesis van bekkens, ijl passerende aa’s
op verschillende hoogtes, echoënde oo’s laag in valleien. Een atonaal staccato
opgevolgd door een dreunend ravijn van stilte uit welks diepte harmonische
samenklanken voor hem vluchten. Soms is dagenlang zijn enige kompaan een eenzame triangel die
klinkt als een gedempte trompet. Dol wordt hij ervan.
Hij grijpt naar wat hij voelt als ter zake, zijn vingers blijven hangen boven
het klavier, zijn notenbalken blijven leeg. Schudden,
afschudden! Maken dat hij wegkomt, naar buiten, op zijn fiets, verrekijker,
vergezichten. Hoger en hoger gaat hij en zijn focus is de aarde waar hij
klanken merkt verbroederen met kleur. Het huilen van de baby is een nieuw
geluid dat sterk maar breekbaar door het vlies scheurt. Alles nieuw! Alles nieuw! Puurheid moet ik vatten! Hoe het is om
voor het eerst, ja werkelijk voor de allereerste keer te zien, te horen, te
ruiken, te tasten en te proeven. Naamloos onderdeel zijn, ontvankelijk en
vrijgevig. Eenheid! Maar neen, toch
niet. Het leeft, dit organisme, deze eeuwigheid. Zijn vossenjacht leidt hem
langs mensen. Hij praat met deze, vertelt aan gene. Ze drukken hem aan hun
borst en zeggen je bent mijn vriend,
maar hij komt niet verder dan je bent een
heel bijzonder mens. Buiten staat hij. Rusteloos drinkt hij een borrel,
rookt een zoveelste sigaret. Hij belt aan, bestormt het open pand en verdwijnt
weer zodra hij zijn boodschap heeft gebracht. Terug, terug naar mijn piano! Hij is van was geworden, omvat
vloeiend alle toetsen, zelfs de snaren, ja de kast. Maar het heelal blijft
zwijgen, niets komt samen op een punt. Weer naar buiten. Misschien moet hij
alleen maar luisteren? Verhalen van iemand, xenofoob gelul van een ander iemand.
Ervaringen delen maakt hem wee, conservatisme maakt hem kokend. Het monster
vanbinnen misgunt hem zijn slaap. Voor dag en dauw ziet hij zonnen geboren
worden en voorafgaand aan elke nieuwe nachtwake weer sterven in schakeringen
van rood, geel, blauw, grijs, aangelengd met licht, uitbundig of timide,
luidruchtig of ergens op een achterplaatsje zodat het niemand opvalt.
Zijn wanhoop verwordt langzamerhand tot een strop rond zijn
hals. Toch, in plaats van naar het touw te grijpen om lucht te krijgen, dalen
zijn handen af naar wit en zwart. Zijn uitgerekte, getormenteerde lichaam bungelt
aan een zijden draad wanneer hij voor het eerst de zwevende tonen hoort, de
tertsen en de kwinten, de majeurs en mineurs als partners voor zijn dans, de
alterego’s van zijn eigen Petroesjka. Klanken van nieuw leven, de geboorte van
het kind is al een jaar geschiedenis en hier is dan eindelijk zijn cadeau. Het
is een ontmoeting en een reünie tegelijk, hij wist het al, hij kon het alleen
niet vinden. Deze muziek heeft hij ontdekt en uitgevonden, uitgevonden en
ontdekt. Gemaakt heeft hij, met wat schier onvindbaar voorhanden was, steentjes
gerangschikt tot een mozaïek, fijn droog zand glipte door zijn vingers en
vormde op de grond een mandala.
Onder de voldoening klinken geratel, gezoem,
gefluit, gekraak, geroffel op trommels, gesis van bekkens, ijl passerende aa’s
op luchtige hoogtes, echoënde oo’s laag in valleien. Een atonaal staccato
opgevolgd door een dreunend ravijn van stilte uit welks diepte harmonische
samenklanken voor hem vluchten. Soms is dagenlang een eenzame triangel die
klinkt als een gedempte trompet zijn enige kompaan. Dol wordt hij ervan.
Voor Paul.
Voor Paul.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.