| Vatra Dornei, Roemenië, 19-09-2010, 15h05 |
- ‘Hé, weet je wat ik over een tijdje ga doen? Ik ga dood!’
- ‘Wow, vet! Ik weet het nog niet zeker, maar misschien ga ik dat ook nog wel eens doen.’
Beetje
onwerkelijk ook. Er valt niets over te zeggen, dan dat we die toekomst delen.
Op commerciële zenders is er wel regelmatig iets over te doen. Daar babbelen paranormale
kinderen, beginletterende Amerikaanse mevrouwen en Schotse meneren met een
funny accent allemaal met geesten van overledenen. Hoge kijkcijfers maken de
dood lucratief. Het gaat om wat er na de dood komt! De een denkt als levend
wezen in een ander omhulsel opnieuw een tijdje op aarde te gaan doorbrengen,
weer een ander gelooft dat hij in een eindeloos hiernamaals zal verblijven en
de vader van Jan Siebelink beleefde een kwellend sterfbed omdat hij stierf van
angst voor het hellevuur. In mijn werk kom ik heel wat jonge mensen tegen die
geloven in iets vaags na de dood, ze weten het niet precies. En een hel? Een
oordeel over de levenden en de doden? Nee, daar hebben ze niets mee.
Dat
we dood gaan, hebben we gemeenschappelijk en dat niet alleen, ook verlegenheid
met het levenseinde verbindt ons al sedert de tijden dat we mensen werden. Onder
de oudste cultuuruitingen zijn die rondom de dood prominent aanwezig: grafheuvels,
witgekalkte schedels gezamenlijk in cirkels begraven, gehurkt ter aarde
bestelde terracottakleurige skeletten. In de huidige cultuur hebben we de dood buiten
de grenzen van de bewoonde wereld in quarantaine gedaan. Ergens in een bos is
een crematorium, omringd door grafstenen bovenop de doden die niet verbrand
wensten te worden. In het donker durven mensen er niet langs te fietsen en al
helemaal niet om middernacht.
(Wordt – in tegenstelling tot het leven na de
dood – vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.