MEMOIRES VAN EEN THUISLOZE
Ga
zitten, ga staan
luister
naar het braakliggend land
onvruchtbaar gekout.
Ik leef op de Grote Markt van een Nederlandse stad met
Middeleeuwse wortels. Vraag je me waar ik vandaan kom, dan zeg ik uit Europa.
Elke dag hang ik een kartonnen bord op mijn buik met een uitspraak erop, elke
zoveel dagen een nieuwe uitspraak. Soms doe ik amper een dag met een uitspraak,
een andere keer draag ik hem een week met mij mee. De levensduur kan afhangen
van mijn humeur, mijn gedachten en soms ook van de reactie van mensen. Jawel,
mensen reageren op die uitspraken, van vrolijk of spottend tot serieus en
inhoudelijk en sommigen agressief, van grote afstand.
Wie
bent u eigenlijk? Ah, u wilt een artikel over mij schrijven in de Westbrabander? Hoe
groot wordt dat artikel dan? Want ik heb veel te vertellen. Let wel, wat ik te
vertellen heb, moet vooral niet gaan om wat werkelijk gebeurt of gebeurd is.
Verbeelding, dáárover gaat het, nee, dat is
het. Denk dan om ’s Heeren wil niet aan verbeelding van wat werkelijk gebeurd
is, want dan zijn we terug bij af: het tweedimensionale museum van mensen die
kunst een linkse hobby noemen, de simplistische akker van de boer die zegt dat
een kind het ook kan. De werkelijkheid doet er niet toe. Je stapt op elk moment
dat je in een verbeelding stapt een buitenstebinnen binnen vanwaar je niet uit
het raam moet kijken en vanwaarbuiten je er nooit iets over beweren moet.
Hooguit kun je erover vertellen en oh, doe het met omzichtigheid; schrik de
eenden niet op, ze kwaken sowieso al allemaal hetzelfde, ook als het ijs
gesmolten is. Ze willen overzichtelijkheid en ze willen een lijn met de
waarheid, een duidelijk zicht op – het maakt ze verdomme echt niet uit wat het
is – de uiteindelijke zin van het leven. Kom ze niet aan met een schip vol gemengde
specerijen. Je moet het voor ze in een busje doen met een naampje erop en kun
je ze die klaarblijkelijkheid niet als uit baby’s papflesje ingieten, wel dan keren
ze zich af, dan mokken ze dat het leven zinloos is en dat ze maar één keer leven
en ik zag op een festival zelfs een idioot in zijn blote bast rondlopen waarop
hij “carpe diem” had laten tatoeëren. En dan vraagt zo’n professor in zijn
syllabus aandacht voor het anhypotheton van Plato. God zal me lief hebben. Als
ik met zoiets aan zou komen, zou ik gestenigd worden onder glazige blikken.
“Vaag”, zouden de eenden kwaken: “zweverig”. Want wat moet men met het niet verwoordbare?
Als je het al niet verwoorden kunt, waar gaat het dan nog over? En ze hebben
gelijk, het gaat nergens over. Laat ze maar, ze missen zodoende ook de wonderlijke
vervoering. Ik kijk naar buiten en ik gun het iedereen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.