Het kind uit de kosmos groeit op in de wereld van het woord.
In het Drieluik van de schaarste maakt ze kennis met economische namen.
Vandaag het linker luik.
Ze huppelt op luchtige voetjes,
ze raken amper het gras.
Aan al wat ze ziet, brengt ze groetjes,
zegt: ‘Hoi, ik was hier nog pas!’
De mensen, zij kennen haar toetje,
ze woont daarginds, bij boer Bas.
Dat kind met die geinige sproetjes,
olijkste meid van haar klas.
'Nâ nâ', haar ondeugende snoetje
zegt: ‘lekker toch zonder jas!
'k glij uit op de vlaai van een koetje,
landt plat op mijn bips in een plas’.
Onder de zon vies en vuilig geworden,
staat zij plots stil bij een knipstrakke tuin:
Twintig bij tig meter vierkante orde,
achter een hek, onder statige kruin.
Eenzaam staat daar een narcis te worden,
roept: ‘Hé meisjelief, ik ben jouw fortuin!’
Het hek staat te schreeuwen: ‘Je mag hier niet kommen’.
Ze wipt op haar tenen, haar hoofd houdt ze schuin.
Dan reikt ze voorover en plukt er die blomme…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.