![]() |
| Barraca de fira - Kermiskraam |
Veel museumbezoekers geven mij de indruk van uiterst ernstige mensen die opgaan in iets wat er uitziet als aanbidding. Hun bezoek lijkt op een rondgang, hun kijken een schouwen, hun blik die van ingewijden. Ze kijken hetzelfde als mensen in kerken, bijvoorbeeld de Santa Maria del Pi waar we gisteren even binnenwipten omdat er voor de ingang een concert van klassieke Spaanse gitaarmuziek stond aangekondigd. Is het u overigens weleens opgevallen hoe Middeleeuwers hun kijken hebben verbeeld? De blikken op de gezichten van afbeeldingen uit die tijd vertellen mij dat gemiddelde Middeleeuwer kwellende levensjaren doormaakte. In het Museu Frederic Marès hebben we honderden beelden bekeken die signor Marès uit die periode heeft verzameld. Er hingen tientallen Jezussen aan kruizen, meerdere heilige met pijlen doorboorde Sebastianen, hele hordes door smart verscheurde Maria's. Jezus, Sebastiaan en Maria waren geen tijdgenoten van hun artistieke scheppers, maar de obsessie met die thematiek van kwelling, pijn, dood en smart zegt misschien iets over de tijdgeest. Ook gewone parochianen, apostelen en Middeleeuwse hoogwaardigheidsbekleders deden me denken aan de bevolking van een kliniek voor mensen met depressie. Helma en ik waren zo'n beetje de enige bezoekers; dat gaf vrijheid om grappen te maken en te lachen om de geëxposeerde kommer en kwel. Heel anders dan in de overbevolkte Picassotempel. Ik had voor de verandering een audioguide genomen die ik bij enkele schilderijen ook heb gebruikt. Het plechtige Brits waarin de stem technische details onthulde over de kunstwerken die ik aanschouwde stond me al snel tegen en het enige schilderijtje dat me diep raakte, werd niet besproken. Er was trouwens ook geen reproductie van te vinden in de museumwinkel. Misschien ligt het aan het onderwerp ervan; een kermiskraam valt misschien niet onder de interesses van de gemiddelde museumganger. Waarom raakte dat ene schilderij mij zo diep? Ik zou het echt niet weten. Ik heb er naar staan staren, het op me in laten werken, ervan genoten. De uitdrukking op mijn gezicht heeft bij mensen misschien wel een associatie met kerkvolk of Middeleeuwers opgeroepen.
In een zaaltje verderop las ik van dichtbij de tekst op een kaartje naast een schilderij. Een grote, brede meneer plaatste zich, ondanks de geringe ruimte tussen mijn reukorgaan en het kaartje, pontificaal voor mij en ontnam mij mijn uitzicht. Ik zei luid en duidelijk:
'Oké', met de nadruk op de tweede lettergreep.
De grote, brede meneer keek verstoord achterom en stapte toen opzij.
En op dat moment gebeurde het. Ik voelde baldadigheid in mij opkomen.
'Thank you sir, thank you very much' zei ik breed glimlachend.
Hij stond nu links van mij, iets achter me. Zijn blik was vervuld van verbijsterde minachting. Hoe was het mogelijk dat een dergelijk creatuur zich in zijn directe nabijheid bevond, en dan nog wel op deze heilige culturele bodem? Dat zag ik hem denken. Ik bleef hem gemoedelijk grijnzend recht in de ogen kijken. Uiteindelijk wendde hij zijn blik af.
'Zag je dat die kerel die recht voor mijn neus ging staan?' vroeg ik even later aan Helma.
'Ja, ik zag het gebeuren, je bedoelt toch die bultrug?'
Ik lachte hardop. De hele tijd daarna heb ik neuriënd en fluitend naar gezichten van mensen lopen kijken. Picasso's geschilderde discussie met Velasquez ging aan me voorbij. Bij de uitgang gaf ik de bekakte Brit-in-blik terug aan een bebaarde jongeman.
'I have a present for you', straalde ik hem toe, 'You can do with it whatever you like'.
Hij lachte vrolijk, boog lichtjes vanuit zijn heupen en bedankte me quasiplechtig. Mooi zo, dacht ik, is er toch nog één in dit museum die niet bezwijkt onder z'n eigen gewichtigheid.
'In de filosofie wordt zelden gelachen', zei een goede vriend mij op een keer.
Daar kon ik niet zo heel veel tegenin brengen. Hoe zit het elders? In het christendom moet je naar de negrospirituals om een kerkelijke lach te scoren en in de islam is het her en der zelfs verboden om te lachen. En de kunst? Is dat een vrolijke scene? Heel soms hebben tentoongestelde producten van schilders en beeldhouwers tranen op mijn wangen getoverd, dat wel, en dat is een emotie waar ik gelukkig van kan worden. Geluk is voor mij best wel iets waarmee ik lachen kan. Als ik plat of ruimtelijk verbeelden kon, zou ik er mijn hoofdthema van maken: lachende mensen. De mens is potverdriedubbeltjes tussen de miljarden andere soorten de enige die lachen kán!
Vandaag gaan we naar een museum met alleen maar kunst uit de 21ste eeuw. Zal ik er worden toegelachen of zal ik weer de slappe lach krijgen?
