14.08.10
Poëtisch nawoord
Woorden
draaien
wervelen
kolken eromheen.
Ze stijgen, soms te ver,
tot boven de pit van de pruim.
Het zijn onze stenen,
het zijn onze sporen
sedert ons allereerste woord.
Niemand is er
die nog weet
die nog weet
hoe dat werd gesproken,
noch waar,
noch waar het over ging.
Zo eeuwig als de bergen,
zo plotseling als het flitsen
van een herinnering.
Een ijsberende professor
zet ons het zuivere verstand
van Kant uiteen.
Het kan nog gortdroger,
neem Heidegger of Hegel.
Meegaan, meegaan,
volgen hun ideeën.
Er komt een dag
waarop er eentje door het gaatje
valt,
een knikker in het knikkerspel.
Ting, ting, ting, het trapje naar
beneden,
terwijl ik kijk naar een besneeuwde
top,
terwijl ik pijn heb in mijn kuit,
terwijl ik diarree heb
op weer een Zwitsers dorpstoilet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.