“Er is steeds minder dat ik kan.
Zolang alles z’n normale gangetje gaat, lukt het allemaal wel, maar als er ineens
iets tussenkomt, dan raak ik het kwijt.” Een moeder van 82 praat met haar zoon van 50.
Hoe wij dit weekeinde spraken, zij en ik, herinnerde mij aan een liedje dat ik jaren geleden schreef over een man die ik kende. Al toen hij nog in de vijftig en voor zijn werk dagelijks onderweg was, leed hij aan alzheimer. Uiteindelijk wiste de ziekte hem uit, zoals een gum dat met potloodstrepen doet.
Hoe wij dit weekeinde spraken, zij en ik, herinnerde mij aan een liedje dat ik jaren geleden schreef over een man die ik kende. Al toen hij nog in de vijftig en voor zijn werk dagelijks onderweg was, leed hij aan alzheimer. Uiteindelijk wiste de ziekte hem uit, zoals een gum dat met potloodstrepen doet.
Wereld verdwijnt
(1)
Was het nou linksaf
of rechtsaf? (hè?)
Hier was toch vroeger
een spoor?
En dat is toch
eigenlijk ook maf:
Die weg ging hier toch
rechtdoor?
(2)
‘k Zal Marjolein maar
eens bellen (ze zegt:)
nee joh, je bent niet
in Goor.
Je zou vandaag toch
naar Belfelt?
Je weet wel, dat
boekhoudkantoor.
(refrein)
De wereld die steeds minder zo is
De wereld die steeds minder zo is
als het model in zijn
kop;
het lijkt of ie soms wat
vervreemd is (zeg?)
waarom belde ik
eigenlijk op?
(3)
Kijk daar zit Wim nou
te werken,
punt van zijn tong
uit zijn mond.
Als hij zijn
kleurplaat straks klaar heeft,
stapt hij er trots
mee in trond.
(4)
Dan wil hij van
iedereen weten:
‘Vind je mijn tekening
mooi?’
Dat is ie ook zo
weer vergeten
vraagt nog eens: ‘Vind
je hem mooi?’
(refrein)
De wereld die nu echt
vervreemd is,
ergens is het
gestopt.
Hij weet niet eens
dat hij ontheemd is;
op den duur hield gewoon alles op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Corresponderen over de inhoud van de berichten op deze blog doe ik niet.